Inkijkjes

Op deze pagina vindt u inkijkjes in en samenvattingen van uitgevoerde projecten die in de nieuwsbrieven gepubliceerd zijn.

Nieuwsbrief 2, mei 2021: warmtebehandeling van tarwezaad gaat over op de tarweplant

Nieuwsbrief 1, februari 2021: karakter en gezondheid van de koe ‘zitten’ in haar melk


Door warmte-behandeling van tarwezaad ontstaan tarweplanten met warmtekwaliteit

In een pilot proef zijn tarwezaden gedurende een uur aan een temperatuur van 70 en 100 graden Celsius blootgesteld. Veel van deze zaden bleken desondanks te kiemen tot plantjes. De zaden die vervolgens geoogst werden van deze plantjes bleken een warmtekwaliteit te hebben die de veel groter was dan de warmtekwaliteit van de zaden van tarweplanten die gekiemd waren uit niet verhitte zaden. Daarmee lijkt het dus mogelijk om tarweplanten een warmtekwaliteit mee te geven door vooraf het zaad te verhitten, hetgeen interessante nieuwe mogelijkheden biedt voor de plantenveredeling.

Achtergrond

Ehrenfried Pfeiffer (1899-1961) was een antroposofische wetenschapper die in de jaren tussen ±1924 en 1961 baanbrekend onderzoek heeft verricht. Hij is degene die de kristallisatiemethode en de rondfilterchromatografie heeft ontwikkeld. Dit zijn twee methodes waarmee Biologisch Onderzoek Gennep haar werk verricht – zie onze website onder ‘onderzoeksmethoden’. In de jaren 50 van de vorige eeuw deed hij een proef met het verwarmen van tarwezaden op 100 graden Celsius gedurende 30 minuten, die vervolgens werden gezaaid. Een groot deel van de zaden bleek ondanks de warmtebehandeling toch te kiemen en van de ontstane planten werden de zaden geoogst. Deze bleken een bijna verdubbeld eiwit gehalte te hebben (±18% t.o.v. ±10%). Daarmee was een plant ontstaan die qua ‘voedzaamheid’ bijna met vlees vergelijkbaar was (entrecôte bevat ±23% eiwit)! Er is vervolgens geprobeerd tarweplanten te veredelen die dit verhoogde eiwit gehalte als blijvende eigenschap hadden. Onder meer vanwege de dood van Ehrenfried Pfeiffer is dit niet tot stand gekomen.

Experiment

Omdat ik gefascineerd was door dit experiment, heb ik het in eigen vorm in het klein uitgeprobeerd. Er waren 5 verschillende groepen zaden:

  1. Controle (onbehandeld zaad).
  2. Zaad 2 dagen voor nieuwe maan verhit op 70 graden Celsius gedurende 60 minuten.
  3. Zaad 2 dagen voor volle maan verhit op 70 graden Celsius gedurende 60 minuten.
  4. Zaad 2 dagen voor nieuwe maan verhit op 100 graden Celsius gedurende 60 minuten.
  5. Zaad 2 dagen voor volle maan verhit op 100 graden Celsius gedurende 60 minuten.
    De keuze om de warmtebehandeling zowel vlak voor nieuwe maan als vlak voor volle maan te laten plaatsvinden, kwam uit eerdere experimenten, waaruit bleek dat zaden zich 2 dagen voor volle maan maximaal openen naar hun omgeving; en dat zaden zich 2 dagen voor nieuwe maan maximaal afsluiten voor hun omgeving. De zaden van deze 5 groepen werden gelijktijdig in zaaitreetjes gezaaid in November 2019 en in Maart 2020 werden de tarweplantjes in de volle grond geplaatst.

Omdat duiven in Juli 2020 een groot deel van het zaad van de tarweplanten aan het opeten waren, moesten de tarweplanten voortijdig (voor het bereiken van een volledige rijping) worden geoogst. Hierdoor was het niet zinvol om de eiwitgehaltes te bepalen. Wel zijn er kristallisatiebeelden gemaakt van 4 groepen (de zaden van groep 4 waren niet opgekomen).

Resultaten

Figuur: 100 graden volle maan (links boven), 70 graden volle maan (rechts boven), 70 graden nieuwe maan (links onder), onbehandeld (rechts onder).

In de bovenstaande figuur worden karakteristieke kristallisatiebeelden getoond. Je kan stapsgewijs het volgende gewaarworden. Bij 100 graden volle maan: een sterk uiteen strevend beeld – dit is een zeer sterke warmte kwaliteit; Bij 70 graden volle maan: een beeld waarin warmtepatronen in de vorm van ‘vlammen’ duidelijk waarneembaar zijn; Bij 70 graden nieuwe maan: een beeld met mildere ‘vlammen’; Bij onbehandeld: een enigszins uit elkaar strevend beeld. Daarbij is het verschil in warmte kwaliteit van 70 graden nieuwe maan en de onbehandelde zaden overigens niet heel groot.

Conclusies

De waarnemingen duiden op twee dingen. In de eerste plaats neemt de warmtekwaliteit toe met toenemende temperatuur (100 graden heeft een grotere warmtekwaliteit dan 70 graden, en die weer dan onbehandeld). In de tweede plaats is de warmtekwaliteit bij 70 graden vlak voor volle maan (zaden openen zich voor hun omgeving) groter dan vlak voor nieuwe maan (zaden sluiten zich af voor hun omgeving). We zien dus dat de mate van verhitting van de zaden op de zaden van de volgende generatie is overgedragen; en tevens dat hoe meer de zaden zich tijdens de warmte behandeling openen voor hun omgeving des te meer de warmte behandeling wordt overgedragen op de zaden van de volgende generatie.

Deze observaties openen interessante mogelijkheden voor de plantenveredeling. Het ligt in de planning van Biologisch Onderzoek Gennep om dit experiment aan het eind van 2021 verder uit te werken in samenwerking met het Duitse Keyserlingk instituut.


Onderzoek toont dat karakter en gezondheid van de koe in haar melk terug zijn te vinden

In een meerjarig project heeft Gerard Hotho de melk van 37 verschillende koeien onderzocht. Het project laat zien dat er drie karakteristieke koetypen zijn: angstige, onopvallende en felle koeien. Interessant is dat deze koetypen corresponderen met respectievelijk een terugtrekkende, een neutrale en een naar buiten gerichte “ziels”beweging. Het blijkt dat op kristallisatiebeelden van de drie koetypen veel elementen voorkomen die passen bij de overeenkomstige koetypen: zo zijn er bijvoorbeeld veel krachtige beelden bij felle koeien en helemaal geen opvallende elementen bij de onopvallende koeien. Verder is bij koeien met gezondheidsproblemen de structuur van de beelden het sterkst aangetast.

Inleiding

In Nederland wordt per hoofd van de bevolking jaarlijks meer dan 300 liter melk geconsumeerd, hetgeen melk tot een belangrijk bestanddeel van ons voedsel maakt. In een drie jaar durend project heeft Gerard Hotho van Biologisch Onderzoek Gennep de melk van de koeien van de biologisch-dynamische Eindhovense stadsboerderij de Genneper Hoeve onderzocht. Het doel van het project was om na te gaan in hoeverre karakter en gezondheid van de koe in haar melk terug zijn te vinden. De kristallisatiemethode uit de antroposofische wetenschap werd ingezet om deze vraag te beantwoorden.

Kristallisatiemethode

Kristallisatiebeelden ontstaan door 6 ml van een waterige oplossing van 150 mg koperchloride en 100 mg melk te kristalliseren op een glazen schijf van 10 cm doorsnede. Iets verderop in de nieuwsbrief staan drie voorbeelden van kristallisatiebeelden. We zien plantachtige structuren, deze zijn uit naalden opgebouwd.

Werkwijze

Van de melk van elk van de (37) koeien van de Genneper Hoeve werden 4 kristallisatiebeelden gemaakt. Alle kristallisatiebeelden zijn onderzocht op de aanwezigheid van 31 verschillende beeldelementen, zoals samengeklonterde naalden, duidelijk onderscheiden takken en harmonie van het beeld. Het bleek dat de beeldelementen vaak in groepen voorkwamen. Er werden negen beeldelementgroepen gevonden, waaronder ‘Verstoring van de Structuur’ (sterke verstoring van de plantachtige structuur), ‘Verstijving’ en ‘Kracht’.

Daarnaast werden de koeien van de Genneper Hoeve besproken met boer Age en zijn medewerkers Marcel en Chris. Aan de hand van hun informatie werden de koeien opgedeeld in 21 relevante koecategorieën, waaronder ‘Gezondheidsproblemen’, ‘Slechte uier’, ‘Angstig’, ‘Onopvallend’, ‘Fel’, ‘Gevoelig’ (gevoelig maar niet angstig). Met behulp van statistiek werd vervolgens voor elke koecategorie berekend welke beeldelementgroepen opvallend vaak of juist opvallend weinig voorkwamen.

Resultaten en conclusies

De statistische benadering liet zien dat er drie karakteristieke koetypen zijn: angstige, onopvallende en felle koeien, waarbij de eerste en de laatste tegenstellingen lijken. Interessant is dat deze koetypen corresponderen met respectievelijk een terugtrekkend, een neutraal en een naar buiten gericht “gebaar”. Verder bleek dat de beeldelementgroepen vaak pasten bij de overeenkomstige koetypen: zo vonden we bijvoorbeeld veel ‘Kracht’ bij felle koeien, en helemaal geen opvallend vaak of opvallend weinig voorkomende beeldelementgroepen bij de onopvallende koeien.

Na de statistische benadering, werden de kristallisatiebeelden er weer bijgepakt. Typische kristallisatiebeelden van een felle (links) een onopvallende (midden) en een angstige koe (rechts) zijn te zien in de onderstaande figuur. We kunnen daarbij een gebaar van het centrum naar de periferie van het beeld gewaarworden bij de felle koe, een gebaar van de periferie naar het centrum bij de angstige koe en een tamelijk neutraal gebaar bij de onopvallende koe. Dit correspondeert volledig met het naar buiten reikende, het terugtrekkende en het neutrale gebaar van de overeenkomstige karaktertrekken. Verder worden we kracht, ruimte en wat verstijving gewaar bij het beeld van de felle koe, terwijl we wat verstijving, verharding, samengroeiing en samentrekking gewaarworden bij de angstige koe en gebeurt er relatief bij de onopvallende koe. Kortom, de kristallisatiebeelden tonen grotendeels de karaktertrekken.

Figuur: Kristallisatiebeelden van een felle (links), onopvallende (midden) en angstige (rechts) koe.

Verder bleken gevoelige koeien de beste en koeien met gezondheidsproblemen de slechtste kwaliteit melk te leveren. Ook waren de resultaten van koeien met een slechte uier precies tegengesteld aan die van gevoelige koeien zonder angst. Dit is interessant, want koeien met een slechte uier hebben een probleem om fysiek contact te maken met de buitenwereld, terwijl “gevoelig zonder angst” daarentegen een naar buiten reikend gebaar is dat zich vreedzaam opent voor de omgeving.

Tot slot zagen we dat de twee beeldelementgroepen met de meest negatieve impact niet aanwezig waren bij de jongste koeien. Ook zagen we daar weinig ‘Kracht’, hetgeen een beeldelementgroep is met een sterk positieve impact. Voor de oudste koeien echter, was het grotendeels omgekeerd. De beeldelementgroepen met de grootste impact op de kristallisatiebeelden verschijnen dus pas in de loop van het ouder worden van de koe in haar melk.

Samenvattend kunnen we zeggen dat het project aantoont dat karakter en gezondheid van de koe zich in haar melk afdrukken. Dit doet sterk vermoeden dat eventuele stress van een koe ook in haar melk terug is te vinden. Vanwege het belang van melk in onze voeding, doet het onderzoek dus een appèl op een diervriendelijke melkveehouderij.

Over het onderzoek is een uitgebreide wetenschappelijke publicatie verschenen. Mocht u daarin geïnteresseerd zijn, dan kunt u contact met ons opnemen.